Reanimatie valt onder de WGBO

Ruud Koster vindt mijn pleidooi voor regelgeving rond de reanimatiepraktijk in Nederland de wereld op z'n kop. Het recht op leven en de inspanning het leven te behouden behoeft, zo meent hij, niet door de overheid te worden gereguleerd.

Inderdaad, geen nieuwe wetten en regels, maar ik ben wel van mening dat de bestaande Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) voldoende aanknopingspunten biedt om reanimatie helder te reguleren. Tevens vind ik dat Koster het publiek misleidt door te suggereren dat de kans op succes van een reanimatie met tijdige gebruikmaking van AED's 60 procent zal gaan bedragen. In het ziekenhuis zijn AED's doorgaans ruim binnen de vijf minuten aanwezig en ook daar ligt het succespercentage niet veel hoger dan daar buiten.

Dat hij vervolgens de schade die reanimatie aanricht bagatelliseert door de patiënten die de reanimatie niet overleven buiten beschouwing te laten in zijn analyse, vind ik zeer ongepast. Velen van hen leven immers nog kortstondig voort in (sub)comateuze toestand, soms met gebroken ribben en een klaplong als gevolg van de reanimatie. Tot slot het volgende; door vanzelfsprekend aan te nemen dat de meerderheid van de patiënten in het ziekenhuis gereanimeerd wil worden indien dat nodig is, zet hij de patiënt buitenspel bij een belangrijke beslissing omtrent zijn mogelijk levenseinde. Deze drie punten rijmen niet met de informed consent-sfeer die zo kenmerkend is voor de WGBO.

Geschreven op: 
19.05.2006